Procesmatig werken

Wat is procesmatig werken?

Bij het procesmatig werken gaat het erom dat kinderen zichzelf mogen zijn. Ze mogen zich, niet alleen tijdens de dagelijkse dingen, maar ook tijdens activiteiten ontwikkelen in hun eigen tempo en op hun eigen manier. Hierbij is nooit het eindresultaat van belang, enkel het proces. Onze pedagogisch medewerkers zijn als geen ander in staat om het proces wat de kinderen doormaken te begeleiden. Tijdens activiteiten wordt veel gebruik gemaakt van kosteloze materialen en materialen uit de natuur waarmee kinderen naar hartenlust kunnen ontdekken en experimenteren.

Een typisch voorbeeld van procesmatig werken is het knutselen van een paddestoel. De pedagogisch medewerker presenteert het materiaal en laat zien hoe ze het gebruikt om iets te maken dat op een paddestoel lijkt. De kinderen gaan vervolgens zelf aan de slag. Het verschil met ‘klassiek’ werken zit in de begeleiding: kinderen worden niet (bij)gestuurd om tot een bepaald resultaat te komen, maar in plaats daarvan bestaat de aandacht van de medewerker uit het stellen van vragen zoals “hoe voel dit materiaal?” en “wat zou je hiermee kunnen doen?”. Het hele idee is dat de waarde van een knutselactiviteit voor de kinderen niet zit in het uiteindelijk produceren van iets dat zo goed mogelijk op het voorbeeld lijkt, maar in het besteden van een half uurtje aan het ontdekken van de mogelijkheden die een bepaald materiaal biedt.

Het verhaal van de rode bloem

Er was eens een klein jongetje dat naar school ging. Het was maar een klein jongetje en het was een hele grote school. Maar toen het jongetje ontdekte dat hij van buiten direct door een deur zijn klas in kon lopen voelde hij zich gerustgesteld en leek de school helemaal zo groot niet meer.

Op een ochtend, toen het jongetje al een tijdje op school was, zei de juf tegen hem: “Vandaag gaan we een tekening maken.” “Fijn”, dacht het jongetje. Hij hield van tekenen. Hij kon van alles tekenen: leeuwen, tijgers, kippen, koeien, treinen en boten. Dus hij pakte zijn kleurpotloden en begon te tekenen.

Maar de juf zei: “Wacht even, nog niet beginnen.” En ze wachtte totdat iedereen klaar was.

“Nu”, zei de juf, “gaan we bloemen tekenen.” “Fijn”, dacht het jongetje. Hij tekende graag bloemen en begon prachtige bloemen te tekenen met zijn roze, oranje en blauwe kleurpotloden.

Maar de juf zei: “Wacht, ik zal jullie laten zien hoe het moet.” En ze tekende een bloem op het bord. Een rode bloem met een groene steel. “Zo,” zei ze “nu mogen jullie beginnen”.

Het jongetje bekeek de bloem van de juf en keek toen naar zijn eigen bloem. Hij vond zijn eigen bloem mooier dan die van de juf, maar dat zei hij niet. Hij draaide alleen zijn blaadje om en maakte een bloem zoals die van de juf. Rood, met een groene steel.

Op een andere dag toen het jongetje de buitendeur helemaal alleen had  opengedaan, zei de juf: “Vandaag gaan we kleien.” “Fijn”, dacht het jongetje. Hij hield van kleien. Hij kon van klei allerlei dingen maken: slangen, sneeuwpoppen, olifanten, muizen, auto’s en vrachtwagens. Dus hij begon zijn homp klei te vervormen.

Maar de juf zei: ”Wacht even, nog niet beginnen”. En ze wachtte totdat iedereen klaar was.

“Nu”, zei de juf, “gaan we een schaal maken.” “Fijn”, dacht het jongetje. Hij maakte graag schalen en hij begon er een paar te maken in allerlei vormen en maten. Maar de juf zei: “Wacht, ik zal jullie laten zien hoe het wel moet.” en ze liet de kinderen zien hoe ze een grote, diepe schaal maakte.

“Zo,” zei ze, “nu mogen jullie beginnen.” Het jongetje keek naar de schaal van de juf en keek toen naar zijn eigen schalen. Hij vond zijn eigen schalen mooier dan die van de juf maar dat zei hij niet. Hij balde alleen zijn klei weer samen en maakte een schaal zoals de juf. Een diepe schaal.

Zo duurde het niet lang voordat het jongetje leerde te wachten en te kijken en de dingen precies zo te doen als de juf deed. En al gauw maakte hij geen dingen meer uit zichzelf.

Maar toen verhuisde het jongetje met zijn ouders naar een andere stad en moest hij naar een andere school. Deze school was zelfs nog groter dan zijn oude school en er was geen deur van buitenaf meteen de klas in. Hij moest een hoge trap op en een lange gang door om in zijn klaslokaal te komen. De allereerste dag dat hij er was zei de juf: “Vandaag gaan we een tekening maken.”

“Fijn”, dacht het jongetje. En hij wachtte totdat de juf hem liet zien wat hij doen moest. Maar de juf zei niets. Ze liep alleen de klas door.

Toen ze bij het jongetje kwam vroeg ze: “wil je geen tekening maken?”

“Jawel,” zei het jongetje, “maar wat moeten we dan tekenen?” “Dat weet ik niet, ik wacht tot jij wat doet.”, zei de juf. “Hoe moet ik het dan doen?”, vroeg het jongetje. “Nou precies zoals je wilt.”, zei de juf. “En de kleur maakt ook niet uit?” vroeg het jongetje. “Elke kleur is goed”, zei de juf. “Als iedereen dezelfde tekening maakte en dezelfde kleuren gebruikte, hoe zou ik dan moeten weten wie het gemaakt had?” “Dat weet ik niet”, zei het jongetje.

En hij begon te tekenen.

Hij tekende een bloem.

De bloem was rood met een groene steel.

Getekende rode bloem